Janet van Bavel, expert multidisciplinaire aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld

Een Neder­lands initiatief, een inter­na­tionaal voor­beeld

Hoe verhoudt de aanpak van het nieuwe Centrum huiselijk geweld en kindermishandeling zich tot de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld wereldwijd? Vier vragen aan expert Janet van Bavel.

Janet van Bavel kent een loopbaan als psychotherapeut en manager/projectleider in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. Sinds haar pensionering is ze als expert multidisciplinaire aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld betrokken bij een aantal nieuwe initiatieven. Janet is extern adviseur bij de opzet en ontwikkeling van het nieuwe centrum. Eerder was ze betrokken bij de realisatie van een vergelijkbare pilot, het Multidisciplinair Centrum aanpak Kindermishandeling (MDCK) in Kennemerland.

Welke internationale ontwikkeling zie je in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld?

“De aanpak van kindermishandeling in een centrum heeft zijn wortels in het Child Advocacy Model dat in de jaren tachtig ontstond in de Verenigde Staten. Binnen Child Advocacy Centers (CAC’s) werden kinderen onderzocht en geholpen die slachtoffer waren van kindermishandeling, waaronder (seksueel) geweld. In Europa is dit concept overgenomen en verder ontwikkeld onder de naam Barnahus, wat letterlijk ‘huis voor kinderen’ betekent. In Scandinavië is er inmiddels een dekkend netwerk van Barnahuses en het model wordt dankzij Europese subsidie momenteel in veel Europese landen ingevoerd. In 2002 opende het eerste Family Justice Center (FJC), eenzelfde model als het CAC, maar in eerste instantie gericht op volwassen slachtoffers van huiselijk geweld. Daar zijn natuurlijk ook vaak kinderen bij betrokken. We weten bovendien dat het als kind ‘meekrijgen’ van dergelijk geweld net zo traumatiserend is als slachtoffer van mishandeling zijn. Daarom moeten deze centra en hun aanpakken geïntegreerd worden. In IJsland, bijvoorbeeld, heb je wel een FJC en Barnahus naast elkaar. En in Antwerpen is het FJC bezig de aanpak gericht op kinderen vorm te geven vanuit het FJC. Maar een plek waar vanaf de start alles onder één dak samenkomt, bestaat nog niet.”

En daar brengen jullie dus verandering in?

“Wat Rotterdam doet in het centrum is zeker nieuw en uniek, in die zin dat zij een crosscombinatie neerzetten van een FJC en Barnahus. De Noord-Europese landen lopen vaak ver voor in ontwikkelingen op dit gebied. Zij kennen al jaren centra als FJC. En Barnahuses staan intussen overal in Europa, van Engeland en Portugal tot Litouwen en Hongarije. Maar deze centra ontstaan nog altijd los van elkaar en dat is zo zonde. Wij propageren dan ook een dekkend netwerk voor heel Europa.”

Dus wat hier in Rotterdam wordt neergezet is heel vooruitstrevend?

“In Nederland hanteren we al langer een multidisciplinaire aanpak voor alle leeftijden. Waarbinnen instanties en organisaties intersectoraal samenwerken binnen een netwerk. Wat nieuw is, is dat we binnen het CHG&K hulp en veiligheid onder één dak organiseren. We denken bij deze aanpak niet meer vanuit instellingen, maar vanuit de cliënt. We werken over de grenzen van instanties heen. Dat is allereerst belangrijk voor de cliënt, die niet meer voor verschillende vormen van onderzoek en hulp naar steeds weer een andere organisatie hoeft. Dit kan allemaal in het centrum op elkaar afgestemd geboden worden waarbij de cliënt niet iedere keer weer het verhaal opnieuw hoeft te vertellen. Het is ook belangrijk voor professionals. De professionals van allerlei organisaties zijn straks je directe teamleden binnen het centrum. Dat geeft een enorme synergie en begrip voor elkaars werk. Je weet elkaar snel te vinden, omdat je bij elkaar binnen kunt lopen. Je leert elkaars werkprocessen kennen. Het is ook nieuw dat mensen zelf bij ons mogen aankloppen. Onze boodschap luidt: laat je niet melden, meld jezelf. We zijn er om het geweld te stoppen en om te helpen.”

Zijn er ook uitdagingen?

“Volgens mij is er voor deze integrale methode een integrale financiering geboden. Voor zowel de medische zorg als de slachtoffer advocatuur en alle andere aspecten. Dit is waar het in Nederland vaak nog misgaat. Ik denk dat deze pilot nergens beter kan plaatsvinden dan in Rotterdam, vanwege de hands on mentaliteit die er heerst. We gaan het doen, we gaan ervoor zorgen dat het centrum goed gaat lopen. Ik heb er veel vertrouwen in. De beren op de weg, die tackelen we wel. Ik hoop dat de pilot zo succesvol blijkt dat we dit kunnen uitrollen tot een landelijk netwerk. Want of je nu in Zeeland of in Limburg woont, je moet bij zo’n adres als dit kunnen aankloppen. Ik hoop dat deze beweging in Europa steeds meer geïntegreerd raakt. Dat zou geweldig zijn!”